In het kader van ‘niet wegkijken, je mond houden en bagatelliseren’, kortom tweezijdigheid, vroeg ik via enkele media aan regeringscommissaris Mariëtte Hamer om een open oog voor splinters en balken.
Als we onrecht willen bestrijden moeten we immers ook naar en achter ons zelf kijken. Dat geldt voor mannen en voor vrouwen. Me too heet dat. En het heeft altijd met machtsverhoudingen te maken. Zeker naar de jongsten onder ons. Kinderen, met name.
Daar gaat het om bij de heel open uitspraken van Hedy d’Ancona in NRC destijds over het erotische genoegen dat zij beleefde aan heerlijk vrijen met (de) kinderen. Toen had ze het even niet over machtsverhoudingen.
Ik begrijp ook wel dat Mariëtte Hamer toen ze, bij haar overstap van de SER naar haar nieuwe baan als regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, partijgenoot Hedy d’Ancona haar grote voorbeeld noemde, het niet over het seksleven van Hedy had. Dat gaat – tot op zekere hoogte – niemand aan.
Ik weet ook wel dat de seksuele revolutie mede (want er lag veel meer aan ten grondslag, leerde ik bij politicologie aan de Universiteit van Amsterdam) was gebaseerd op de gedachte dat seksualiteit en alles wat daarmee te maken heeft iets heel ‘gewoons’ is. En dat er daarom geen enkel ’taboe’ mocht zijn. De waarde die achter een taboe schuilgaat – als iets wat gewoon niet oké is en je dus nooit hoort te doen, deed er niet meer toe, lazen we veel later.
‘Ik wil dat we ons allemaal afvragen: wanneer zat jij erbij en heb je niks gedaan?’
Vlak na haar aantreden interviewde De Volkskrant onafhankelijk regeringscommissaris Mariëtte Hamer over grensoverschrijdend gedrag. De kop: ‘Ik wil dat we ons allemaal afvragen: wanneer zat jij erbij en heb je niks gedaan?’
Hoe praten ertoe zal leiden dat we ons anders gaan gedragen, is de vraag van de journalisten.
Hamer: ‘Doordat we elkaar op gedrag gaan aanspreken. We praten bij seksueel grensoverschrijdend gedrag altijd over een dader en slachtoffer, maar er is vaak ook een omstander bij. Die moet veel alerter zijn en zeggen: doe jij effe normaal.’
In reactie op het interessante artikel stuurde ik een oproep aan de regeringscommissaris naar de opinieredactie van de Volkskrant. Die liet weten de bijdrage niet te kunnen plaatsen. Zij lichtte toe:
‘Een stuk komt voor plaatsing in aanmerking als het de aanzet geeft tot een debat of als het een bijdrage levert aan een lopend debat, als het een oorspronkelijke zienswijze bevat, en als het inhoudelijk en stilistisch voldoet.’
Dat laatste leek het probleem niet. Maar geen aanzet tot debat? Geen bijdrage aan een lopend debat? Geen oorspronkelijke zienswijze? Zelfs niet als die van Hedy komt?
Wordt vervolgd
Bij de illustratie:
Een man met een balk in zijn oog verwijt een andere man dat hij een splinter in zijn oog heeft. Rechts op de achtergrond een kudde varkens. Onder de voorstelling een verwijzing in het Latijn naar Lucas 6: 41. Deze prent maakt deel uit van een album. Bron: Rijksmuseum