Visie
In dit gedeelte laat ik – voor wie dat wil – zien waar ik zelf sta en tracht ik te verwoorden wat mijn visie is en hoe ik daartoe kwam. Zo kom ik verderop ook tot een meer ideële plaatsbepaling. Voor het collectieve denken wil ik iets wezenlijks oppakken uit de kranten van al die jaren. Daarom zoek ik aansluiting bij de honderden stukjes in het boek.
Eerst naar de vorm. Kranten volschrijven was duidelijk een kwestie van stug doortikken. Daar vormt dit testamentaire boekwerk onmiskenbaar de afspiegeling van. Journalisten waren bekwaam in het afscheiden van grote hoeveelheden tekst. Die werd ook nog eens gekenmerkt door lange zinnen, het invlechten van heel veel feiten en een zorgvuldig, zij het plechtstatig taalgebruik. De d’s en t’s klopten meestal. Al was dat misschien ook te danken aan de correctoren die toen nog in dienst waren.
Kranten volschrijven was duidelijk een kwestie van stug doortikken
Vandaag de dag komen er veel minder krantentitels uit dan vroeger en straks zullen het nog minder zijn. Met de overgang naar het tabloidformaat beloofden dagbladen dikker te worden. Het tegendeel is het geval. Dat heeft allereerst te maken met de terugloop van het advertentieaanbod. Daarnaast zijn redactionele artikelen tegenwoordig aanzienlijk korter en ook heel anders – meer vragenderwijs – opgezet. Met de komst van andere informatiedragers is de dagelijkse stortvloed aan informatie overigens zeker niet minder geworden. Om mensen de weg te wijzen heeft het besturingsprogramma Windows met icoontjes en al heel slim de beeldcultuur van de kerk van weleer overgenomen. [noot 1]
Veel succes
Natuurlijk gun ik de Volkskrant en weekblad De Groene Amsterdammer hun huidige succesverhalen, zoals ik ook andere printmedia graag alle succes van de wereld toewens. Toenmalig hoofdredacteur Philippe Remarque van de Volkskrant hield in februari 2016 tijdens de Machiavellilezing [noot 2] een ronkend verhaal over zijn dagelijks kwaliteitsproduct. En wreef daarbij de ondergangsprofeten onder de neus dat de Volkskrant niet alleen de daling tot stilstand heeft gebracht maar het afgelopen jaar (2015) is gegroeid in oplage, zelfs op papier. Aan zijn lezing gaf hij de titel ‘De krant blijft altijd bestaan’ mee.
Hij voelt de trots als aan de zuidelijke ring van Amsterdam de banen papier op hoge snelheid door de drukpers draaien en uiteindelijk als een ‘eindeloze stoet Volkskranten aan knijpertjes’ richting de vrachtwagens gaat die klaar staan om de nacht in te rijden.
Trots als de banen papier op hoge snelheid door de drukpers draaien
Zijn krant zit midden in een grote transformatie. De groep die de krant alleen nog maar op de tablet of telefoon leest, wordt groter. Het ligt voor de hand, aldus Remarque, dat de papieren krant als massacommunicatiemiddel ooit wordt vervangen. Maar het gaat veel langzamer dan mensen dachten.
Een baken van inzicht in een oceaan vol informatie: dat is – nog steeds – wat een krant voor mensen kan zijn. Wat de hoofdredacteur echt bemoedigend vindt, is dat de belangstelling niet minder wordt: “Wij hoefden de krant maar iets urgenter, slimmer en leuker te maken, of de daling van de oplage kwam tot stilstand. Wij hoeven onze stukken maar online te brengen, of we worden breder gelezen en de abonneeaantallen gaan omhoog.” En: “De nieuwe generatie kan papier ouderwets vinden, ze is niet dommer of minder geïnteresseerd in de wereld dan de vorige generatie. Dus waar een redactie goed in is, blijft in trek”, aldus een tevreden Remarque voor wie het uiteindelijk niet om de vorm gaat.
Goed voedsel
Een tweede hoogstactueel signaal dat het kennelijk heel erg goed gaat, is dat weekblad De Groene Amsterdammer onder leiding van hoofdredacteur Xandra Schutte vanaf 2008 ‘welvarender, dikker en mooier’ is geworden. Ook het aantal abonnees is fors gegroeid, signaleert Den Haag Centraal [noot 3]. De Groene ‘ontwikkelde zich tegen de stroom in tot intellectuele koploper in het woelige Nederlandse bladenlandschap’.
‘Wij verschaffen goed voedsel, geen chips’
Schutte’s metafoor voor de succesformule: ‘Wij verschaffen goed voedsel, geen chips.’ Oftewel: intellectuele verdieping en journalistieke inhoud in een steeds groter wordend medialandschap dat doordrenkt is van vluchtigheid en sites die slechts ‘een vol gevoel verschaffen dat niet beklijft’.
Het succes van De Groene neemt niet weg dat de gedrukte oplages van de opiniebladen merendeels in een vrije val zijn beland.
Excellente verhalen
Terug naar het voorliggende Testament. Naar de inhoud gerekend heb ik mijzelf allereerst de vraag gesteld waar ik me in het bijzonder mee identificeer, want dat zegt ook iets over waar je zelf staat. Daarvoor maakte ik zijdelings een driedeling van de voor mij meest excellente, merkwaardige en ronduit ergerlijke stukken.
Ik heb niet zozeer gekeken of iets respectievelijk heel goed, apart of slecht geschreven is. Onder excellent versta ik verhalen die de harteklop van de tijd verstaan, zelfs als het stof van de gebeurtenissen nog lang niet is neergedaald. Onder de reportages noem ik die van René de Bok en Charles Vlek over ‘De dodengrens van de DDR’ (in: Elseviers 28 augustus 1976) en die van Carolijn Visser over de graffiti-scene in Amsterdam: ‘Dit blijft in ieder geval staan als de neutronenbom valt’ (in: Haagse Post 29 september 1979).
Verhalen die de harteklop van de tijd verstaan…
Bij de interviews zijn het meerdere met een opinionleader als VVD-leider Frits Bolkestein, die terecht constateerde dat hij ‘blijkbaar een debat heeft losgetrokken dat onder de oppervlakte woelde’. Om niet stuurloos te raken in de maalstroom van de moderne ontwikkelingen moet volgens hem onze samenleving zich bezinnen op de oorsprong van haar identiteit. Dat is, aldus Bolkestein, de kern van zijn uitspraak dat de liberalen in hun beginselen opnieuw naar christelijke waarden en naar het humanisme moeten verwijzen. De samenleving behoeft volgens hem zo’n ‘bezielend verband’ (in: Trouw 3 april 1994).
Excellente verhalen zijn ook stukken opgetekend bij kenners die je iets van ‘achtergrond’ leren. Herman Pleij over jongerengeweld, bijvoorbeeld (in: de Volkskrant 7 februari 1998): ‘Jongerengeweld is een uiting van de onbedwingbare zucht naar erkenning en status. Met hun onaanzienlijke baantjes kunnen ze geen enkel respect afdwingen, kerk of partij bieden geen houvast meer, en toch worden ze dagelijks geconfronteerd met een succesvolle samenleving vol trendy verschijnselen als internet, zaktelefoons en zwaarbetaalde voetballers. Aan de rand mogen ze een beetje meedoen, maar tegelijkertijd blijkt dan hoe weinig kans ze maken ooit een volwaardige deelnemer te worden. Zulke jongeren lopen rond als ongeleide projectielen, levensgevaarlijk voor wie op een verkeerd moment binnen hun gezichtsveld komt.’
Zelfcorrectie
Bovenaan staat voor mij Leon de Winter over ‘Amerika’, amper drie dagen na de aanslag op de Twin Towers (in: Trouw 14 september 2001). Volgens mij gaf hij precies de kromheid van het bestaan en het denken weer. Citaat: ‘Bin Ladens populariteit is niet gespeend van schizofrenie: hij wordt bewonderd omdat hij de ‘arrogante’ Amerikanen een lesje heeft geleerd (…), maar tegelijkertijd beweren zijn bewonderaars dat hij niets op zijn geweten heeft, aangezien de Amerikanen zelf of de Joden de Twin Towers hebben vernietigd. Het is een verscheurende manier van denken die uitstekend past in een schaamtecultuur, waarin ontkennings- en verdringingsmechanismen ertoe dienen de eenheid te bewaren en gezichtverlies te voorkomen. (…)
Leon de Winter over ‘Amerika’ in Trouw, amper drie dagen na de aanslag op de Twin Towers
De meeste Arabische jongeren zeggen Amerika te haten, en tegelijkertijd willen zij niets liever dan een bestaan in Amerika. De onmogelijkheid van emigratie versterkt de haat. De frustratie over een minimale kans om aan het avontuur van de westerse cultuur deel te nemen versterkt de afkeer van die cultuur: Amerika moet worden vernietigd omdat de beperkingen van de eigen cultuur de poorten naar de vrijheid gesloten houden. Aan de schaamte – de meest negatieve aandoening in een clancultuur – kan alleen een einde komen wanneer het contrast met het superieure wordt opgeheven. (…)
Macht betekent niet onfeilbaarheid. In naam van de individuele vrijheid hebben Amerikanen ernstige fouten gemaakt en regelmatig groot lijden teweeggebracht (…). Maar Amerika onderscheidt zich van andere machtigen in de geschiedenis door zijn vermogen om zichzelf te corrigeren en te reinigen, door zijn grenzeloze vitaliteit en levendige democratische processen, door zijn onuitputtelijke optimisme en zijn verbijsterende gedachte dat het eenieder vrij staat om hier en nu gelukkig te zijn.’
Curiositeit
Tot de meest merkwaardige stukken reken ik een lyrische reisreportage die de destijds bijna-hoofdredacteur van de Volkskrant, Harry Lockefeer, over Cuba maakte (in: de Volkskrant 26 maart 1977). Hij is wég van achttien jaar Castro-bewind. De Cubaanse revolutie is zijn grote voorbeeld: ‘De rond tien miljoen Cubanen plukken dagelijks de vruchten van de revolutie. (…) Cuba presteert geweldige dingen. (…) De huur in Cuba bedraagt simpelweg zes percent van het loon. (…) Cuba heeft na de revolutie een basis gelegd die stellig in de toekomst zijn vruchten gaat afwerpen. (…). De Sovjet-Unie kan Cuba als het enige communistische land op het Amerikaanse continent niet in de steek laten en dat gebeurt ook niet. De steun is enorm. (…)
De Volkskrant lyrisch over hoe Cuba het doet
Als je in Havana vraagt aan de gids die de regering elke dag beschikbaar stelt, of het wel verstandig is veel bekwame jongeren te onttrekken aan de opbouw ter wille van de strijd in Angola, kijkt hij verbaasd. “Dat is voor ons geen punt. Het is een kwestie van solidariteit en dan tellen de lasten daarvan voor ons niet.” (…)
Superlatieven schieten tekort als de verslaggever over de verwerking van het afval van de Cubaanse rietsuiker schrijft: ‘Van de rietstengels maakt men al hardboard en vezelplaat. Maar Cuba wil van de vezels ook meer veevoer maken, en alcohol, textiel en papier.’ Er wordt zelfs gewerkt aan een proeffabriek om krantenpapier te maken uit suikerrietafval.
Een ‘fantastische opzet’, houdt de betrokken verslaggever uit de jaren zeventig zijn lezers voor.
Actie actie actie
Ronduit kwetsend vond ik het om terug te lezen hoe VARA-presentator Hanneke Groenteman en haar collega journalist Frits Visser (Stad Radio Amsterdam) bij de inhuldiging van koningin Beatrix op 30 april 1980 de directe commentaren van de verslaggevers van beide omroepen aan elkaar praatten. De cultuurdiva kreeg het woord ‘feestelijke dag’ naar eigen zeggen zo slecht haar bek uit.
Na het Wilhelmus een fictieve bloemlezing uit het dagboek van Juliana: ‘Stijve pik’, ‘Ben nog wat winderig’, ‘Nieuwe geurvreters in mijn pumps’ en een eveneens fictieve samenspraak tussen Juliana en een plat sprekende Beatrix: ‘Ja Ma, je weet dat ik Claus graag klaar maak”.
Na de reactie van een verontwaardigde luisteraar: “Dank u. Maar we kunnen hier niet de hele zwijgende meerderheid hebben… Nee, dat is waar, die hebben al Hilversum 1 en de televisie…” (…)
Na het voorlezen van een persverklaring over een kraakactie in de Kinkerstraat de reactie van Groenteman: “… Al mijn onderdrukte rebelse gevoelens worden weer wakker…”.
Doelwit: mensen in een openbare functie
Bijzonder heftig is ook de beschrijving van een bezoek van burgemeester Ed van Thijn, slechts vergezeld door vier ambtenaren, een paar jaar later aan de Staatsliedenbuurt, waar een grote groep krakers hem de doorgang belet. Onder de klodders spuug, uitgejouwd en gestompt, wordt hij daar toegesproken door een bleke punker: “Wat moet je hier, vuile fascistische rot jood? Sodemieter onze buurt uit, klootzak. Als je niet oprot tremmen we je in elkaar” (in: Telegraaf 2 november 1985).
Let wel: het zijn hier de woorden die me raken. In het eerste geval van de ‘boodschapper’ van het nieuws, in het tweede geval van een autochtone landgenoot van ruim na de oorlog.
Als derde noem ik de bomaanslag op het huis van staatssecretaris Aad Kosto, zoals destijds opgeëist door de organisatie Revolutionaire Anti Racistische Actie. Kosto zei de volgende dag (in: Telegraaf 14 november 1991) het “altijd één van de charmes van ons land te hebben gevonden dat je hier als bewindsman zonder problemen en ontspannen kon rondlopen.”
Sindsdien zijn, ook in Nederland, de risico’s voor mensen die een zware openbare functie bekleden alleen maar toegenomen. Het is amper een geheim dat politici heel persoonlijk doelwit vormen voor de woede van ingezetenen voor wie de vuist en het wapen het winnen van overleg met verstand en eigen politieke inzet binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat.
Nu ik ze zo achter elkaar noem valt me op dat in alle drie gevallen de persoonlijke integriteit van mensen in verantwoordelijke en zelfs hooggeplaatste posities in het geding is, en dat zij onder genoemde omstandigheden geen enkel verweer hadden.
Voorbij het cynisme
Terugkijkend naar het Testament ‘in kort bestek’ hiervoor, herhaal ik dat stabiliteit en veiligheid nooit vanzelfsprekend en nooit constant zijn. Zelfs een sterke democratie verdient onderhoud en bescherming want zij is in wezen kwetsbaar. Het aantal redelijke of – sterker nog – goede staatsvormen waar we uit kunnen kiezen is niet groot.
Wat zijn we in extase danwel onze naïviteit achter veel later compleet achterhaalde figuren en denkbeelden aangelopen. Wat zaten we er vaak naast! Wat is de wereld al vaak in verwarring, ongelooflijk diepe crisis of op het randje van oorlog geweest. En wat zijn we er – vanuit ons land gezien – nog veel vaker toch goed van weggekomen.
We zien dat de geschiedenis een heel sterk zelfherstellend vermogen heeft en een onvoorstelbare kracht om crises te boven te komen
Het zal mijn eigen achtergrond zijn, maar wat hebben we al over veel dingen ingezeten. Welbeschouwd leven wij in een fantastisch land. Veilig, welvarend en gezond – en dat alles natuurlijk relatief, dus in relatie tot. En wat is er op verschillende fronten, denk aan het milieu (en natuurlijk moet het beter), een geweldige vooruitgang geboekt. Alle reden om, zoals Charles Groenhuijsen [noot 4] ons met enige ervaring uit het buitenland voorhoudt, verder te kijken dan het sombere cynisme.
Samenvattend: we zien dat de geschiedenis een heel sterk zelfherstellend vermogen heeft en een onvoorstelbare kracht om crises te boven te komen.
Richtingaanwijzers
Maar daarmee zijn we er niet. Wij leven naar eigen gevoelen ook in een turbulente tijd. Het hele culturele klimaat van samenleven en elkaar begrijpen, de politiek en religie – niets is meer vanzelfsprekend. Betekenisvolle systemen in de zin van normen, regels en waarden lijken te hebben afgedaan. Er zijn geen richtingsaanwijzers meer.
Hans Hillen [noot 5] zoomt van genoemde terreinen in op de verloren godsdienst. Hij schetst hoe in een tijdsbestek van veertig, vijftig jaar een traditie van eeuwen bij het grofvuil werd gezet. Naar inhoud jammer. Vanwege de essentie van de joodse en de christelijke religie. Die een ‘opdracht tot zuiverheid en tot naastenliefde’ hebben, verwoord in: ‘God liefhebben boven alles en van de medemens houden als van jezelf’. Dat laatste heet naastenliefde. Een kerngebod. Welke nieuwe inzichten er ook bij komen of weer sneuvelen.
Maar hij wijst ook op een ander gevolg van het overboord zetten van wat we eerder met elkaar deelden, namelijk het verdwijnen van maatschappelijke samenhang. De moderne Nederlander hecht zo veel waarde aan zijn individuele vrijheid, dat hij amper meer te temmen is door een collectief verband.
Een ander gevolg: het verdwijnen van maatschappelijke samenhang
Dan resten alleen wetten, regels en toezicht om gewenst gedrag af te dwingen. Uiteindelijk vermindert dat juist de vrijheid, aldus Hillen. Hij draait het om: Wat wij in de religie ervaren als persoonlijke onvrijheid, is eigenlijk de terughouding die wij onszelf behoren op te leggen om de samenleving als geheel beter te laten functioneren. Zulke waardevolle bagage laat je volgens hem niet achteloos slingeren bij het afval.
Zelfs Freek de Jonge [noot 6], die onder Neerlands Hoop zo goed wist welke koers de natie had te varen, stelt anno 2015 vast dat we het spoor volledig bijster zijn: “We hebben geloof, God en kerk verstopt, verdonkeremaand, afgeschaft.” Er is ook niemand meer die nog voor het vaderland opkomt. “De enige hoop die we hebben, is dat we ten onder gaan.” Dat lijkt de vroegere cabaretier en hedendaags denker niets minder dan een zegen voor de aarde.
Ook de islam is zijn kompas kwijt, schrijft Abdelkader Benali [noot 7]: ‘De moslims van vandaag eten de kruimels van hun verleden. Ze snakken naar verlichting maar het geloof dat niet bevraagd mag worden, houdt hen tegen. De islam schreeuwt het uit van de innerlijke pijn, omdat de problemen zo helder voor hen liggen maar niet opgelost kunnen worden zonder de heilige principes van het geloof omver te werpen.’
Het imago van de islam staat enorm onder druk
Het imago van de islam staat enorm onder druk. Elke nieuwe terreuraanslag, gepleegd door een kleine radicale minderheid, is geen blijk van de goede boodschap die het verdient om in liefde en met de mildheid van de profeet te worden uitgedragen, maar anti-reclame. Als de boel kapot moet, blaas je niet alleen jezelf maar ook je mooie geloof op. Het leidt ertoe dat de eigen gelovigen zich naar binnen keren en dat anderen zich van de geloofsgroep afkeren. Terwijl we eigenlijk elkaar zo graag in de ogen willen zien.
God zij dank hebben verreweg de meeste moslims niets met radeloosheid en nihilisme, maar des te meer met gastvrijheid en genegenheid, met het onderhouden van banden en ook met de ambitie om zelf wat van het leven te maken.
Publieke functie
CDA-minister Ernst Hirsch Ballin [noot 8] benadrukte de gemeenschappelijkheid van zingeving. Hij vindt de publieke functie van religie ten onrechte verwaarloosd: ‘Religeuze beleving of bezinning op de zin van het menselijk bestaan is in mijn ogen geen strikt persoonlijke aangelegenheid. In alle grote levensbeschouwelijke stromingen wordt gereflecteerd op de relaties van het individu tot zijn medeburgers en van de overheid tot de burgers en andersom. Dat is zeer zeker het geval binnen het christelijke geloof en de humanistische traditie.’
Hans van Mierlo, destijds voorzitter van de Tweede Kamerfractie van D66, sprak [noot 9] anders dan zijn opvolgers uit “dat we te vaak vergeten dat eigen belang en moraal oorspronkelijk in elkaars verlengde liggen”. Hij gaf aan dat onder de ‘tien geboden’ de rationale ligt van de ordening van een maatschappij waar we een hoogstpersoonlijk belang bij hebben: ‘ik zal niet doden, omdat ik niet gedood wil worden; ik zal niet stelen, omdat ik niet bestolen wil worden; ik zal niet liegen, omdat ik niet bedrogen wil worden’.
‘Eigen belang en moraal liggen oorspronkelijk in elkaars verlengde’
Het persoonlijk nut wordt dus ontleend aan het algemeen nut. Zoals het ook in het eigen belang is om in een gemeenschap te leven, waarin men zich bekommert om het lot van een ander, aldus Van Mierlo.
Ik leg hier bewust een link naar de opvolgers van de oprichter van D66, omdat zij voortdurend lijken te denken dat als we maar de angel van de vermaledijde religie eruit halen en iedereen en alles neutraliseren, we er binnenkort wel uit zijn. Dan zijn we allemaal vrij! Je kunt alles wat je meedroeg in het water gooien. Je kunt je zelfs ten doel stellen het anderen te ontnemen. Maar dan sta je er zelf nog en er staan ook nog steeds mensen langs de kant. Die kun je hun verleden en hun toekomstverwachting en hoop niet afnemen. Hoeveel zessen er ook nog na de Democraten komen.
Stroomversnelling
Socioloog prof. dr. P.J. Bouman [noot 10] signaleerde dat wij in een tijd leven van versnelde geschiedenis: ‘Het gebeuren spoelt zo snel langs ons heen, dat we moeite hebben de betekenis ervan te doorzien. (…) De wereld waarin wij leven, is niet alleen ondoorzichtig geworden, hij wekt ook de indruk onbeheersbaar te zijn.’
‘Eigenlijk is er aan niets anders behoefte dan aan grote, platte stenen in de rivier van de tijd met zijn daverende stroomversnellingen’, vult theoloog en communicatiewetenschapper dr. Anne van der Meiden aan: ‘Stenen als rustplaatsen bij het oversteken.’ Het de vraag naar de ethiek, het ethos, aldus Van der Meiden, het ‘hoe te (kunnen) en mogen handelen om er doorheen te komen. Dat is de vraag naar het houvast’.
‘Eigenlijk is er aan niets anders behoefte dan aan grote, platte stenen in de rivier van de tijd met zijn daverende stroomversnellingen’
Ik kom zelf vanuit de christelijke traditie en ben mijn ouders en familie, herders en leraars en alle ‘gewone’ mensen, die me in opeenvolgende en uiteenlopende perioden de waarde daarvan lieten zien en richting gaven, heel erg dankbaar. Om staande te blijven hebben we boegbeelden nodig. Mensen die ons letterlijk vóórleven. Die door hun eenvoud, innerlijke overtuiging, gedrag en uitstraling tot de verbeelding spreken. Maar ook mensen met charisma, zoals Martin Luther King, Nelson Mandela, de lijdende paus Johannes Paulus II, de huidige paus Franciscus. En wat mij betreft de goddelijke figuur van Jezus als de kortste geloofsbelijdenis van het Nieuwe Testament. Zoals voor andere gelovigen de tora, de koran of – voor boeddhisten – het achtste pad de weg, de waarheid en het leven is.
Tegelijkertijd moeten we beseffen dat we er met het eigen gelijk, laat staan een restauratieve terugkeer in eigen land (en daarbuiten), niet zijn. Zo is – voor wie het nog niet wist – in dit boek aangegeven wat misschien wel de grootste maatschappelijke verandering van de afgelopen dertig jaar is: de komst van omvangrijke groepen buitenlanders naar Nederland. Die overigens geacht worden in een paar jaar een cultuursprong te maken, waar het westen voorzichtig uitgedrukt aanzienlijk langer over heeft gedaan [noot 11].
Gedeeld kader
In de sámenleving gaat het niet zonder spelregels en wetten en dus normen en waarden…
Ik zie drie verrijkende instrumenten in:
- de bestaande oude tien geboden
- het oecumenische pleidooi voor een wereldomvattende ethiek
- en zingeving vanuit universele mensenrechten
Tien geboden
Er zou ook volgens Noordmans [noot 13] al veel, zo niet alles, gewonnen zijn als de mensen terug zouden keren naar de tien geboden. ‘De tien geboden zijn de Joden duizenden jaren geleden gegeven op hun tocht door de woestijn naar het beloofde land. Met de tien geboden moet de mensheid door de woestijn van haar geschiedenis naar het nieuwe land trekken. Zij zijn stuk voor stuk actueler dan ooit’.
Ik vind de twee stenen tafelen die Mozes tot twee keer toe van God kreeg – de eerste keer sloeg hij, als leider van het volk beneden gekomen bij de dansende massa, de tien geboden in stukken – altijd een beetje op een krant lijken. De oudste krant, maar actueler dan ooit. En niet gemaakt om mensen in te perken maar om ze door slechts een paar regels juist ruimte te geven. Deze geboden van de God van ruimte vervullen binnen en buiten de drie abrahamitische religies, dus die van het jodendom, het christendom en de islam, een sterke verbindende rol. Ze staan in alle drie heilige boeken: de tora, de bijbel en de koran.
IJkpunt voor het zuivere geweten
Hans Hillen [noot 14] verwoordt krachtig en met gevoel voor de actuele tijd waar het bij de oeroude geboden in essentie om gaat: ‘In de Thora worden de Tien Geboden op een berg door God (het bovenmenselijk gezag) uitgereikt aan Mozes, de vertegenwoordiger van het Joodse volk (de mensen) Daarmee kreeg deze leer een goddelijke dimensie en dus zijn enorme gezag.’
En voor mensen van nu: ‘De Tien Geboden zijn het ijkpunt voor het zuivere geweten en dus tijdloos. Natuurlijk zijn er nuances. Maar vanuit de omstandigheden kan iedereen overal en telkens de gemaakte afweging voor zijn geweten toetsen aan de Tien Geboden.’
Pleidooi voor wereldethos
Voor het tweede instrument annex oriëntatiebesef wijs ik op het nog steeds actuele werk van oecumenisch theoloog prof. dr. Hans Küng [noot 15]. In het ‘huidige uur van de wereld’ hebben de wereldgodsdiensten een heel bijzondere verantwoordelijkheid voor de wereldvrede. Zonder godsdienstvrede geen wereldvrede en zonder dialoog tussen de godsdiensten geen godsdienstvrede, aldus Küng, die ook heel feitelijk constateert dat aan menig ‘verstandige en rechtvaardige politieke oplossing’ godsdienstige toenadering voorafgaat.
Volgens hem heeft de wereld behoefte aan een basis-ethos. Niet aan eenheidsgodsdienst en eenheidsideologie, maar wel aan ‘enige verbindende bindende normen, waarden, idealen en doelstellingen’. Küng opent met de notie dat menswaardig samenleven niet mogelijk is zonder een ‘minimale basisconsensus ten aanzien van bepaalde waarden, normen en houdingen’. Hoe die consensus gestalte krijgt moet steeds opnieuw in dialoog worden uitgevonden.
Een minimale basis-consensus…
Er is dus behoefte aan filosofische of theologische leer over de waarden en normen die onze beslissingen en handelingen behoren te leiden. Maar ethiek mag nooit verkommeren tot ‘reparatietechniek’, benadrukt de theoloog die liever voorloper dan remblok wil zijn. Vandaar dat hij niets voelt voor welke vorm anti-Verlichting dan ook, laat staan kerkelijke restauratie.
Als doel en criterium stelt hij dat de mens meer moet worden dan hij is: hij moet menselijker worden. Dat gebeurt niet door steeds meer wetten en voorschriften te stellen. Wetten zijn immers nog geen zeden. Wat háár bijdrage aan het welzijn van de mens is, mag aan elke religie worden gevraagd. Daarin past ook zelfkritiek.
Godsdiensten hebben trouwens niet het alleenrecht
Godsdiensten hebben trouwens niet het alleenrecht op een moreel leven, bevestigt deze grote theoloog ook. Als het om menselijke waardigheid en rechten gaat haalt hij met grote instemming artikel 1 van de VN-verklaring (zie ook hierna) over de mensenrechten aan. Daarin staat: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn toegerust met verstand en geweten en dienen zich jegens elkander te gedragen in de geest van broederlijkheid.’
Vrijheid van godsdienst gaat dus twee kanten op. Zij bevat ook het recht om niet of anders te geloven. Intussen bedreigt gelovigen én ongelovigen wel het gevaar van een vacuüm van zin, waarden en normen, waarschuwt Küng. De zoektocht die hieruit volgt, is het zeer waard om juist nu breed internationaal te worden voortgezet. Zie hiervoor ook de website www.weltethos.org van de gelijknamige stichting voor intercultureel en interreligieus onderzoek, opleiding en ontmoeting. Daarin gaat het eerder om een wereldwijde mensenfamilie dan om partijen die met al hun eigen gelijk scherp tegenover elkaar staan.
Universele mensenrechten
Zoals reeds opgemerkt: geloof mag een belangrijke bron zijn, zij is zeker niet de enige. Zingeving komt niet per definitie uit geloof of enkel uit godsdienst voort. Zo kent de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, officieel door de Verenigde Naties aangenomen op 10 december 1948, in al haar ogenschijnlijke eenvoud ongekende diepgang. Aan het slot van hoofdstuk 3 heb ik er al uitvoerig uit en over geciteerd. Tot op de dag van vandaag is het het meest universele document over mensenrechten dat er bestaat.
Daarvoor werd op 26 juni 1945 het Handvest van de Verenigde Naties vastgesteld ‘om komende geslachten te behoeden voor de gesel van de oorlog’ en ‘opnieuw ons vertrouwen te bevestigen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon, in gelijke rechten voor mannen en vrouwen, en voor grote en kleine naties’. Datzelfde geldt voor ras, taal en godsdienst.
Het was een bont gezelschap dat hiervoor rond het einde van de oorlog bijeenkwam: Arabische sjeiks in boernoes en met groot gevolg, Indische vorsten, Engelse aristocraten, elegante Latijns-Amerikanen en de vermagerde vertegenwoordigers van de pas bevrijde Westeuropese landen. Maar het Handvest dat de conferentie voortbracht, heeft de slijtage van de tijd weten te doorstaan. [noot 16]
Handvest dat de slijtage van de tijd heeft weten te doorstaan…
Hoe zwak de VN ook is om als organisatie misstanden en schendingen aan te pakken, het Handvest is zeventig jaar na dato nog een uiterst relevant richtsnoer. Even tijdloos als actueel heeft het niets aan zeggingskracht ingeboet. Alle reden om ze er steeds weer op na te slaan en elkaar eraan te herinneren wat we in termen van gerechtigheidsnormen en gemeenschapsbelangen wereldwijd voorstaan; en wat we niet en nooit meer willen. Het kostbaarste dat we hebben of nastreven – persoonlijke integriteit, innerlijke en onderlinge beschaving, vrijheid van gedachte, persvrijheid en ruimte voor schone kunsten, bijvoorbeeld – kan ook heel gemakkelijk stuk.
Klaas Salverda
Noten
1 Rengenier Rittersma, De geest vergruist, in: Trouw 18 december 1999
2 Philippe Remarque, De krant blijft altijd bestaan, Machiavellilezing, Nieuwspoort 10 februari 2016.
3 Linda Nab, Opiniebladen links en rechts ingehaald, in: Villamedia februari 2016.
4 Charles Groenhuijsen, Kijk eens verder dan het sombere cynisme, website NRC.Next 18 mei 2015.
5 Hans Hillen, God vergeten, Elsevier 2015.
6 Arend Evenhuis, In het paradijs hoeft men niet te lachen, in: Trouw 17 november 2007.
7 Abdelkader Benali, Het kompas is zoek, in: NRC Next 3 mei 2006.
8 Minister E. Hirsch Ballin, Deugdzaamheid moet een tweede natuur worden, rede op een symposium over burgerschap en levensbeschouwing, in: Trouw 27 februari 1992.
9 Hans van Mierlo, voorzitter Tweede Kamerfractie D66, De burger en de politiek, in: Coornhertrede 20 november 1992
10 Stroomversnelling toch wèl-varen, De Haan Unieboek 1975.
11 Hans Hillen, God vergeten, Elsevier 2015.
12 Hoofdredacteur Jacob Noordmans, Op welk fundament?, in: Leeuwarder Courant 8 januari 1977.
13 Hoofdredacteur Jacob Noordmans, Tien geboden, in: Leeuwarder Courant 5 november 1977.
14 Hans Hillen, God vergeten, Elsevier 2015.
15 Hans Küng, Mondiale verantwoordelijkheid, Aanzetten voor een verbindende ethiek, Kok Kampen 1992.
16 Dr. J.F. Engers, historicus, Een beetje toekomst maken, in: Onze Jaren 45-70 nr. 5 Blauwdruk voor de vrede, mei 1978.