Premier Rutte heeft namens de regering excuses aangeboden voor wat de Nederlandse overheid heeft gedaan en nagelaten bij de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Hij deed dat tijdens de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam.
Maandag 27 januari 2020 is het 75 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd. Van de 140.000 joden die in 1940 in Nederland woonden, hebben er zo’n 102.000 de oorlog niet overleefd.
In 2000 verontschuldigde het toenmalige kabinet-Kok zich alleen voor de “kille ontvangst” van Joden na 1945.
In Testament van de Pers beschrijft Peter van Deutekom hoe de terugkeer van joden verliep. In ‘De mythe van de opvang’, dagblad Trouw van 28 december 1985.
Na de bevrijding
De vader van Miriam Ohringer, gedurende de oorlog ondergedoken op diverse plaatsen in Nederland, ging terug naar hun oude woning in de Amsterdamse Blasiusstraat. Hij zag daar nog wat van het eigen meubilair, in gebruik door anderen. Toen vader zei dat dit zijn eigendommen waren, kreeg hij te horen: daar moet u dan wel voor betalen, anders zijn wij ernstig gedupeerd.
“Erger was het met de mensen die uit de kampen terugkwamen”, zegt ze. “Ik heb het gezien, een paar weken na de bevrijding, bij de Martelaarsgracht, bij de bank op het Rembrandtplein. Daar stopt dan een gammele bus, en die spuwt wezens uit. Levende wezens, schaduwen, haveloos, met soms niets aan de voeten, uitgemergelde mensen. Ze stapten uit, ze stonden daar, en ze moesten het verder zelf maar uitzoeken. Er was geen enkele opvang.”
In de Leeuwarder Courant van 3 februari 1979 schrijft hoofdredacteur Jacob Noordmans het volgende:
Wij hebben het niet geweten
“Ich habe geweint, geweint, geweint”, schrijft een zeventienjarig Duits meisje aan Der Spiegel naar aanleiding van de tv-film over de Jodenvervolging ‘Holocaust’. “Ik heb de film driemaal gezien en elke keer heb ik weer gehuild”, heeft de Amerikaanse oud-minister Henry Kissinger verklaard. (…) Het is alsof de Duitsers in deze vier tv-avonden méér over de Jodenmoord geleerd hebben dan in de veertig jaren daarvóór. De meest gehoorde reactie blijft: “Wir haben es nicht gewuszt”. “Wij hebben het niet geweten.” (…)
De Joodse psycholoog prof. dr. Bruno Bettelheim, die in Dachau en Buchenwald heeft gezeten, schrijft dat vergeten, verdringen en negeren het door de mensen meest gehanteerde middel is om gevoelens van medeplichtigheid en schuld te ontglippen, of kwijt te raken. Van Nietzsche is de uitspraak: “Dat kán ik niet hebben gedaan, zegt mijn trots en blijft onverbiddellijk. Eindelijk geeft het geheugen toe.”
Ieder wist wist in de Hitler-tijd genoeg om te weten dat hij maar beter niets kon weten, aldus een Duits blad. Vandaar het: “Wir haben es nich gewuszt.”