Een actiegroep heeft opgeroepen tot een lawaaiprotest tegen het vermeend racistische karakter van de dodenherdenking op 4 mei op de Dam in Amsterdam.
De vader van Miriam Ohringer, gedurende de oorlog ondergedoken op diverse plaatsen in Nederland, ging terug naar hun oude woning in de Amsterdamse Blasiusstraat. Hij zag daar nog wat van het eigen meubilair, in gebruik door anderen. Toen vader zei dat dit zijn eigendommen waren, kreeg hij te horen: daar moet u dan wel voor betalen, anders zijn wij ernstig gedupeerd.
“Erger was het met de mensen die uit de kampen terugkwamen”, zegt ze. “Ik heb het gezien, een paar weken na de bevrijding, bij de Martelaarsgracht, bij de bank op het Rembrandtplein. Daar stopt dan een gammele bus, en die spuwt wezens uit. Levende wezens, schaduwen, haveloos, met soms niets aan de voeten, uitgemergelde mensen. Ze stapten uit, ze stonden daar, en ze moesten het verder zelf maar uitzoeken. Er was geen enkele opvang.”
Van de 110.000 uit Nederland gedeporteerde joden keerden er 105.000 nimmer terug.
Uit: Peter van Deutekom, ‘De terugkeer van joden, de mythe van de opvang’, Trouw 28 december 1985, in: Testament van de pers pag. 309